Samenvatting & conclusie
De rol van ouders bij het financiële gedrag van scholieren
Financiële opvoeding verkleint de kans op geldproblemen als je volwassen bent, blijkt uit Nederlands onderzoek (Madern en van der Schors, 2012). Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de wijze waarop financiële opvoeding effectief kan bijdragen aan het verkleinen van geldproblemen.
Vanuit internationale literatuur blijkt dat ouders op verschillende manieren van invloed zijn op het financiële gedrag van studenten. Het direct aanleren van geldzaken evenals het eigen financiële gedrag van de ouders, blijken van grote invloed te zijn op het financiële gedrag van studenten. Deze bevindingen gelden echter voor studenten in de Verenigde Staten. Er is nog weinig bekend hoe in Nederland middelbare scholieren en hun ouders samen met geldzaken bezig zijn.
De middelbare schoolleeftijd is een periode waarin mag worden verwacht dat ouders geldzaken met hun kinderen bespreken en aanleren. Immers, ouders worden als primair verantwoordelijk gezien om een kind met geld om te leren gaan. Een algemene doelstelling daarbij is dat ouders hun kind zodanig opvoeden dat het een zelfstandig leven kan leiden als het volwassen is, ook op financieel gebied. Juist tussen 12 en 18 jaar krijgen jongeren met steeds meer geldzaken te maken.
Dit rapport geeft inzicht in de wijze waarop ouders van middelbare scholieren invulling geven aan die financiële opvoeding: hoe ouders met hun kinderen in gesprek zijn over geldzaken en hoe ouders hen geldzaken bijbrengen. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een representatieve steekproef van 1.198 middelbare scholieren tussen de 12 en 18 jaar.
Het belang van de ouders rondom geldzaken blijkt ook uit het feit dat op alle leeftijden een ruime meerderheid van de scholieren hun ouders de belangrijkste leer- en informatiebron over geld en geldzaken vindt.
Ouders de belangrijkste gesprekspartner en informatiebron
Een opvallende bevinding is dat, als het gaat om het bespreken van geldzaken, ouders op alle leeftijden de belangrijkste gesprekspartner zijn. Ruim 8 op de 10 scholieren geeft aan minimaal één keer per maand met zijn ouders over geldzaken te praten, waarbij het percentage dat dit doet, toeneemt met de leeftijd.
Vrienden en broers of zussen zijn beduidend minder belangrijke gesprekspartners voor dit onderwerp; respectievelijk 61 procent en 37 procent van de scholieren spreekt regelmatig met hen over geldzaken.
Het belang van de ouders rondom geldzaken blijkt ook uit het feit dat op alle leeftijden een ruime meerderheid van de scholieren hun ouders de belangrijkste leer- en informatiebron over geld en geldzaken vindt.
Praten en afspraken over onderwerpen rondom zakgeld
Van de scholieren die zakgeld en/of kleedgeld ontvangen, praat 89 procent over zakgeld of kleedgeld met zijn ouders, zoals over de hoogte van de bijdrage, over de besteding van het zakgeld en/of kleedgeld of over wanneer en hoe men het geld krijgt.
Afspraken maken gaat een stap verder dan uitsluitend praten over geldzaken, omdat hierbij afstemming en overeenstemming moet plaatsvinden tussen de ouders en het kind. Het is minder laagdrempelig dan praten. Het blijkt dan ook dat het percentage scholieren dat naast praten over zakgeld ook afspraken met zijn ouders maakt, lager ligt. Tweederde van de scholieren heeft hierover afspraken met zijn ouders gemaakt.
Het blijkt dat scholieren die regelmatig met hun ouders praten over geldzaken, ook vaker van hun ouders geleerd hebben om te sparen
Specifieke geldzaken aanleren
Net als het maken van afspraken, wordt ook het aanleren van specifieke geldzaken minder gedaan dan het in zijn algemeenheid praten over geldzaken. Niettemin vindt tweederde van de scholieren dat zijn ouders hem helpen het geld bewust uit te geven. Daarnaast geeft 53 procent van de scholieren aan dat zijn ouders hem helpen met sparen. Het gaat er hierbij niet om dat ouders ook voor de kinderen sparen, maar dat zij hun kind leren hoe hij kan sparen. Eén op de vijf geeft aan dat zijn ouders hem hierbij niet helpen of hebben geholpen.
Ten slotte geven 7 op de 10 scholieren die internetbankieren aan dat hun ouders hier in het begin bij hebben geholpen. Daarnaast heeft 56 procent van zijn ouders geleerd hoe hij op een veilige manier moet internetbankieren. Een kwart zegt dat zijn ouders dat niet hebben uitgelegd.
Het blijkt dat scholieren die regelmatig met hun ouders praten over geldzaken, ook vaker van hun ouders geleerd hebben om te sparen, bewust uit te geven en te internetbankieren, dan scholieren die nooit met hun ouders praten over geldzaken. Het is niet uit de resultaten af te leiden of ouders en kinderen ertoe komen dat ouders geldzaken gaan aanleren door erover te praten, of dat ouders bepaalde geldzaken aanleren en tegelijkertijd ook over geldzaken praten.
Verschillen tussen jongere en oudere middelbare scholieren
Het maken van afspraken over de besteding van het zakgeld en het gebruik en de kosten van de mobiele telefoon, neemt af met de leeftijd. Dit geldt ook voor het aanleren van specifieke geldzaken, zoals hulp bij het bewust uitgeven van geld en leren internetbankieren. Dit maakt duidelijk dat afspraken worden gebruikt als een manier om grenzen te stellen en, in meer of mindere mate, scholieren eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te geven.
Spaar- en leengedrag en de rol van de ouders
Er bestaat een negatief verband tussen het bespreken en aanleren van geldzaken en het leengedrag van scholieren. Dit betekent dat scholieren die geldzaken bespreken en aangeleerd krijgen, minder vaak geld lenen. Van de scholieren die regelmatig met hun ouders over geldzaken praten, leent 34 procent wel eens, tegen 44 procent van de scholieren die niet met hun ouders praten. Dit verschil is ook zichtbaar tussen scholieren van wie de ouders wel en niet helpen om te sparen en geld bewust uit te geven. Ondersteuning van ouders bij het bewust geld uitgeven, houdt ook een positief verband met het spaargedrag. Van de scholieren die ondersteuning krijgen, spaart 87 procent, tegen 81 procent van de scholieren van wie de ouders niet helpen om bewust geld uit te geven. Ook blijkt dat onder de scholieren die zakgeld en/of kleedgeld krijgen, een hoger percentage spaart dan onder scholieren die dit niet ontvangen (85 tegen 77 procent).